Korte geschiedenis van de Groninger middenstand
Van heinde en verre kwamen ze aan het einde van de vorige eeuw naar Groningen om zaken te doen, de duizenden plattelanders uit de Ommelanden en de Veenkoloniën. Ze kwamen niet alleen om producten op de markt te brengen, maar ook om inkopen te doen in de vele winkels. Doordat Groningen midden in een welvarend landbouwgebied lag, kon hier een welvarende middenstand tot ontwikkeling komen. Want als het de boer goed ging, dan profiteerde de winkelier mee.Vooral op dinsdagen, wanneer er markt werd gehouden, was het omstreeks 1890 langs de invalswegen een drukte van belang.
Als men de stad in of uit ging waren er kruidenierszaakjes te vinden. Je kunt zeggen de kruidenier op de hoek. In de negentiende eeuw werd het kruideniersvak als nevenberoep uitgeoefend. De vrouw moest door het houden van zo'n zaakje de schamele inkomsten van haar man aanvullen. De waren in de winkeltjes waren niet alleen specerijen, zout, zeep, azijn, maar ook kon men er kaas en boter kopen. Aan het begin van deze eeuw begon het aanzien van de kruidenierszaak ingrijpend te veranderen. De losse artikelen werden grotendeels vervangen door voorverpakte merkartikelen. De elektrische koffiemolen, de snelweger etc deden hun intrede. De kruidige geur van specerijen verdween. Het enige oude dat bij het oude bleef was de dienstvaardigheid van de kleine kruidenier.
Begin deze eeuw groeide de binnenstad uit tot een echt winkelcentrum. De Herestraat ontwikkelde zich tot één van de belangrijkste winkelstraten van Groningen. Er kwam nu meer aandacht voor de inrichting van de winkel, meer smaakvolle ingerichte etalages. Kleine raampjes werden vervangen door grote spiegels. De ondernemers kregen ook meer belangstelling voor methodes om de omzet te kunnen vergroten. Ze probeerden publiek te trekken door goede etalage verlichting, smaakvol etaleren of de winkel zo gezellig mogelijk in te richten. Men ging in de jaren '30 zelfs over op lichtreclame.
Als het in de jaren '50 het heel goed gaat in Nederland, en de welvaart toeneemt, komt er een ander soort bedrijven, de grootwinkelbedrijven. Hier werken meer mensen en er worden veel producten aangeboden tegen een goedkopere prijs. De economie in de jaren vijftig draait om schaalvergroting, massaproductie en massaconsumptie Dit betende voor de kleine kruidenier dat ze tegen grote supermarkten moeten concurreren. Vaak betekende dit het einde van de kleine kruidenier op de hoek of van andere kleine eenmanszaakjes.
In 1959 schrijft een Groninger huisvrouw een pleidooi voor de winkel op de hoek:
En toch ben je eenzaam
"Geef mij maar een echte kruidenier. Hij kent je smaak, weet ongeveer de inhoud van je beurs en als je ziek bent wil hij graag de kleinste boodschap bij je bezorgen. Desnoods haalt hij bij de melkboer nog een fles melk voor je, zet je vuilnisbak buiten, kortom is een verlengstuk van je zorg voor het gezin. Bij de boodschappen is er een snoepje voor de kinderen. Er is een persoonlijk contact, dat ik niet graag zou missen. Op een supermarkt schuiven eindeloze rijen langs je heen en toch ben je eenzaam".